Ik heb mijn bureau schoongeveegd, de laptop dichtgeklapt en schrijf weer met de hand. Wat neemt zo’n ding veel mentale ruimte in. /// ‘Herfsttij van het liberalisme’ van Ger Harmsen herlezen. Een panoramisch essay uit 1956 waarin hij beschrijft hoe de Nederlandse intelligentsia op drift raakte nadat de ongedeelde burgerlijke cultuur uiteenviel in de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw, in allerlei stromingen (mystiek, neokatholicisme, hegelianisme, edelanarchisme, socialisme en marxisme) die enkel met elkaar gemeen hadden dat ze het individualisme wilden doorbreken. Dit essay zou eigenlijk opnieuw gepubliceerd moeten worden. Er zijn weinig stukken die zowel de negatieve als positieve kanten van de verschillende ideologische bewegingen uit die tijd met zo veel invoelingsvermogen, begrip en kritiek weten te schetsen. Harmsen neemt duidelijk stelling en citeert bovendien naar literaire werken, waardoor ook iets van de sfeer van dit tijdvak wordt overgedragen op de lezer. Misschien kunnen we er zelfs een paar wenken in terugvinden om ons eigen herfsttij te begrijpen: hoe niet onder te gaan in de huidige ondergangsstemmingen, die zo veel mensen in de greep hebben, maar ruimere perspectieven te blijven omarmen. /// Daarom misschien veel notities over Nederland vandaag: Nederlandse poëzie, Nederlandse cultuur, Nederlands landschap. ‘De Nederlandse kunst en cultuur van de vroege negentiende eeuw hebben geen gelijke tred gehouden met die van Duitsland, Frankrijk en Engeland de romantiek vond hier geen krachtige voedingsbodem. Hoe kon het ook anders. De romantiek is de cultuur van het labiele uiterste, niet van het stabiele midden. Romantiek is grensoverschrijding en grensverlegging, niet de cultuur van de vage orde die het zoeken naar de grens mijdt. De romantische mens leeft niet in een wereld waarin de onrust transcendentaal is en in de ochtendschemering wegtrekt; hij plaatst de eenzaamheid, het vreemdelingschap, het rusteloze zoeken, het nachtelijke hunkeren naar verlossing in zichzélf en verbindt dit alles aan zijn eigen existentie — in de romantische mens is de betoverende wereld verinnerlijkt. In Nederland zweefden echter iedere nacht nog talloos veel witte gedaanten over de velden, namens de levenden onafgebroken op zoek naar rust, verlossing en bevrediging.’ (Auke van der Woud, Het lege land. De ruimtelijke orde van Nederland 1798-1848). Subliem stukje. /// Wandeling door de Plaskybuurt, waar op de Diamantlaan een nieuwe boekhandel is gevestigd (SchaerBook). Ik verwijl er enige tijd, het assortiment is klein en biedt vooral contemporaine literatuur, verder vooral dure zeepjes en chocola. Er is ook koffie te krijgen. Ik loop bijna naar buiten met een soort ‘solidaire krant’ die vijftien euro blijkt te kosten. Ik dacht een soort Arts of the Working Class in handen te hebben. Ik blader een boek door van Célestin de Meeûs, een naam die naar Belgische adel riekt (De Meeûsplantsoen in de Leopoldwijk). Het boek heeft op het oog een interessante vorm. De auteur is ‘disciple de Dostoïevski et Bolaño’, lees ik. Dat zijn we onderhand zowat allemaal. We zullen alleen nog maar ijlend, verward proza schrijven. /// De kaashandel waar ik naar op weg was is aan het siësteren, dus ik strijk neer in Café Leopold voor koffie met cheesecake. Seféris lezen. Deze poëzie begrijp ik instinctief. Ik hoef bovendien maar een regel te lezen of mijn fantasie slaat al op hol. Seféris is een dichter zonder vaderland, die niet kon worden ingelijfd bij de fantasieën over Groot-Griekenland die vanaf de tijd van het moderne nationalisme de kop opsteken. Als zoon van Smyrna (het huidige Izmir, waaruit de Grieken in de jaren na de Eerste Wereldoorlog werden verdreven) benadrukt hij zijn Aziatische herkomst, die hem behalve tot een ontheemde ook maken tot een vreemdeling, zelfs vijand voor zichzelf. In veel gedichten komen zeeën voor, die worden bevaren zonder een duidelijke aankomst of herkomst, eilanden die niet worden bereikt. De ‘bevelen uit Cyprus’, een tijdlang het brandpunt van de megali idea, gehoorzaamt hij niet. Seféris blijft zwerven. Hij identificeert zich in een anti-oorlogsgedicht met Astyanax, de Trojaanse koningszoon die van de rotsen wordt geworpen. Seféris wil dat we een toekomst voor Astyanax mogelijk maken, door het kind mee te nemen en van de bomen te doen leren, in een verwijzing naar de pantheïstische Griekse natuurfilosofie uit Klein-Azië, die in het Atheense centrum wordt vergeten. Verraad plegen aan de geschiedenis van geweld en verovering. /// Ik schrijf driftig een aantal regels op voor het gedicht over Noach waar ik al enkele maanden aan werk, wachtend op de grote ingeving. Die lijkt nu gekomen. /// Een nieuwe tekst ingepland voor nY web van Ariella Aïsha Azoulay over de anti-imperiale erfenis van het Kol Nidrei-gebed. Dwars, en urgenter dan ooit. /// Soep maken van een pompoen uit de Gascogne, daaruit in augustus meegenomen door S.V.M.
Discussion about this post
No posts
Frank, weer interessant. Wat betreft met pen schrijven... gebruik je weleens zo'n ouderwetse typemachine met nukken? Merk dat dit in elk geval mij bevrijdt van het het luie schrijven. Gr. H