In bed Tomates uitgelezen van Nathalie Quintane. Herlezen want ik las het bijna tien jaar terug al eens, maar nu valt het veel beter op zijn plek. De ambigue premisse van het boek is het bestaan van een revolutionaire stijl in Frankrijk, die in feite nooit met het classicisme heeft gebroken en daardoor inmiddels doof is geworden. Hoewel Quintane teruggrijpt op deze revolutionaire canon, die de syntaxis noch het lexicon werkelijk afbreekt, hoogstens ‘omzet’ (het debordiaanse détournement) wil ze tegelijkertijd, in het spoor van de arrestatie van de Negen van Tarnac (dit boek behoort tot een ander politiek moment, toen, circa 2006, antiterreurwetten werden ingezet tegen insurrectionele linkse autonomen in Frankrijk — hoewel…) en de rellen in de Parijse banlieus, de mogelijkheid onderzoeken van een alternatieve literaire stijl die niet gebukt gaat onder het zware brokaat van deze literaire traditie. Daarom schrijft ze een boek dat ‘doofstom’ is, een risico dat Quintane bereid is te nemen om hoorbaar te kunnen maken wat anders overschetterd wordt. ‘Quelle espèce de révolution dite dans la langue de la Révolution peut bien avoir lieu, sinon une révolution de Révolution, en interne, en causerie intime avec Robespierre ou Just’? Hierin sluit Quintaine eerder aan op een minoritaire lijn, door Didier Éribon onderzocht aan de hand van Jean Genet, die de hoge stijl ook niet verliet maar daarin het leven van een homoseksuele dief beschrijft. (Didier Éribon, Morale du minoritaire). /// Onder de douche peins ik nog wat na over de vraag hoe een revolutionaire zinsbouw eruit kan zien, een die weg beweegt van de normatieve syntaxis geënt op het model van de Franse Revolutie. Een vraag die me acht jaar geleden, toen ik een verband zag tussen het Griekse syntagmaplein en mijn poëzie, eigenlijk meer bezighield dan nu. Maar die ballon is leeggelopen. En wat met onze eigen revolutionairen, de Bataafse Patriotten? Kan ik intiem met hen causeren? Ik hoop het, maar ze hebben nauwelijks een stempel op het intellectuele leven van Nederland gedrukt. Toch horen de Patriotten een veel prominentere plek te krijgen in onze geschiedenis, hun ontnomen door de oligarchische reactie van 1813. /// Mailtje aan M.v.d.G. /// Eigenaar van het appartement over de vloer. Er komen werken aan de kozijnen aan in de zomer en de gang moet worden schoongemaakt door een bedrijf. Dat gaat toch niet in de papieren lopen, zeker? De onderbuurvrouw is in elk geval tegen, weet ik. /// De laatste handelingen, voor ik de deur van het jaar achter me dicht trek en nasi goreng ga maken. Daarna naar Brumaire, dat per 1 januari zijn deuren sluit, om de tas op te halen die ik daar heb laten slingeren zaterdag. Ik dronk er toen een Orval die beduidend anders, rijker smaakte: gebotteld in 2021. Een explosie van smaak. /// Het is na een dag van slag regens weer even droog, dus op de fiets naar St. Gilles. In Brumaire herenigd met mijn tas, met daarin Waar was ik weer? van Leo Pleysier. Eerst lees ik een reeks reportages over de toenemende verruwing in Brussel, de drugsoverlast, de politieke chaos, de grimmigheid. Zelfs de rappers, die mij een aantal jaren terug op een nieuwe manier aan de stad verbonden, zoeken nu naar rust. Ik herken het. Ik begin nogal ambivalente gevoelens te ontwikkelen ten aanzien van Brussel. /// Leo Pleysier, met een jonge Orval. Pleysier gaat in een passage in het tweede deel terug naar een foto uit 1860, genomen op de Turnhoutse markt van een boerenstel. Dit is vies minuscules, maar dan in de Kempen. ‘Aan ons om dan ook maar eens in volle scherpte te berichten over de tragiek van levens en bestaanswijzen die alleen maar erop gericht zijn het bestaande te ‘onderhouden’. (…) Aan ons om deze mensen eindelijk eens serieus te nemen. Lees maar de ernst en de amechtigheid waarmee zij hun boedels hebben overgedragen. Lees en herlees hun vocabularium van de schamelheid. En nochtans: ze zijn in leven gebleven, ze hebben bestaan, ze hebben op hun manier gemaakt wat ervan te maken was. Schrijf de koekwis, de zurkelpot, het meevat, de krokstoel, de witteberd.’ Dit proza lijkt op dat van de Franse récits de filiation, maar ik betwijfel of hier sprake is van invloed. Het lijkt me een typisch geval van gelijktijdige, maar onafhankelijke ontwikkeling, die een generatie doormaakt die van een nog vooroorlogse maatschappij de hoogtechnologische moderniteit in wordt gekatapulteerd en naar een andere klasse migreert. Prachtig is de beschrijving waarmee Pleysier dit boek opent, een onwennige dooltocht van iemand die nooit meer helemaal thuis is.
Video: Nathalie Quintane ontleedt de misleidende politieke syllogismen.
Frank, alweer een interessante tekst - ik ga ook eens lezen in Tomates. Verder een heel goed 2025 toegewenst.