31.10.24
Nederland gaat met de rug naar de wereld staan; ik heb inmiddels het gevoel dat ik met de rug naar Nederland sta, maar mij toch steeds weer omkeer: een gespletenheid die ik in mijn huidige poëzie tot uitdrukking breng. /// Na mijn administratieve taakjes en nadenken over de verschillende programma’s vergelijkende literatuurwetenschap waar ik mij wel of niet voor zal aanmelden, eet ik de börek van eergisteren op, waar ik drie soorten kaas in heb verwerkt. /// Het congres van I(nternationale) V(ereniging) N(eerlandistiek), thema meertaligheid, strijkt neer in Brussel volgend jaar. In de oproep tot bijdragen komen allerlei sociologische vraagstukken voorbij, maar gaat het helaas maar weinig over literatuur zelf. Zou het uitgangspunt niet moeten zijn dat we dankzij literatuur over een uniek venster op een meertalige wereld beschikken? Waarom geen panel met poëticale reflecties, over het weerbarstige werken in, met en tussen talen, waarin bijvoorbeeld dichters, performers en redacteuren van literaire tijdschriften zitting hebben? Ik zie nu wel dat je een voorstel kunt doen voor een panel… /// De term ‘Neerlandosphere’ heeft maar weinig hits op Google. Een ervan is bruikbaar, want die leidt me naar een interview met Elleke Boehmer door het Zuid-Afrikaanse online tijdschrift Voertaal. ‘Anglobalisation is widely perceived, in the Netherlands and elsewhere, as an unstoppable force; hence the dependency mentality described in The postcolonial Low Countries has only been exacerbated. And how could it not? Perhaps the best way of countering what JM Coetzee, Amitav Ghosh and others have highlighted as the threatened extinction of linguistic “species” would be to find ways of making cultural and linguistic guerrilla warfare against Anglobalisation, such as Coetzee has done by being published first in Dutch, and now also in Spanish, before English.’ Op de vraag wat neerlandofoon kan zijn buiten een analytisch concept — de vraag wat de wereldse dimensie ervan is — in de context van het (zowel door het Engels als Nederlands gestempelde) Zuid-Afrika en het Afrikaans, antwoordt Boehmer dat het Afrikaans, in alle variëteiten ‘already a hybridised, wayward, mixed-up, multi-layered language’ is en daarmee de norm van het Standaardnederlands uitdaagt. Creolofonie? Tevens een vraag die ik in het voorjaar, in de Zuid-Afrikaanse herfst, aldaar ter plekke hoop te kunnen onderzoeken (werkend ‘aan de randen van het Nederlands’). /// De middag is al vergevorderd en de zon lokt me naar buiten. Piola Libri is open maar de bar is nog dicht. Ik besluit een rondje door de Maelbeekvallei te maken: via Square Ambiorix naar beneden naar het Maria Theresaplein, waar aan de ene ingang een wit standbeeld staat (‘Geboorte van een natie’) en aan de andere ingang een bronzen standbeeld van Bernheim, een generaal uit WOI die uit Sint-Joost stamde. Want daar zijn we nu, in Sint-Joost-ten-Noode, een gemeente die in de jaren veertig van de negentiende eeuw bij het uitdijende Brussel werd gevoegd. Het is de kleinste van de negentien gemeenten van Brussel. Dit was toen de rand van de stad, waar verschillende dominiale goederen lagen. Toch zijn de meeste huizen pas van eind negentiger jaren. Rondom een ook toen al bestaande vijver is een park aangelegd, volgens de Engelse landschapsstijl; ga de heuvel op en het wordt classicistisch. Dan ben je wel, wanneer je vanuit het centrum linksom gaat, de ambassade van Burundi gepasseerd, net als die van Bulgarije. Langs een groene strook met een mysterieuze naam gaat het verder omhoog langs statige huizen op de Av. Palmerston: links het Van Eetveldehuis, ontworpen door Horta, met een gedurfde metalen constructie en even verderop een vertegenwoordiging van Denemarken, omvattende zowel Zuid- als Noord-Denemarken — een opmerkelijke geografische aanduiding, die ik nog niet eerder ben tegengekomen. Het vasteland en de Faroereilanden plus Groenland? Hoe dan ook, we naderen alweer Ambiorix, dat op de hogere flanken ligt. Speeltoestellen, een onwelriekende rij poelen en tot slot een weide, doorkruist door een aantal paden waarop gekuierd wordt. Rond de fontein in het hoogste deel van het park staan bankjes, waarop gelezen wordt. Ik loop het park uit naar de voetbalveldjes, richting de straat die Av. Franklin kruist, waarop een hoek de Italiaanse boekhnadel en bar gevestigd is. Links oude rode schoorsteen, rechts twee katholieke kerken. Wanneer ik bij Piola ben is de bar open: met een Zinnebir op het terras, om in het dagboek te schrijven. /// Na een pittige nasi rames grijp ik weer eens naar Poétique de la Relation van Édouard Glissant. Over de trajecten van de literaturen in het Frans, een taal die in de negentiende eeuw geboren wordt als universele taal, aldus Glissant: ‘La première de ces trajectoires mènera donc du Centre vers ces périphéries. J’en prendrai pour exemple initiateur l’oeuvre de Victor Segalen; mais est il nécessaire de citer tous ceux qui on vécu depuis sous des registres passionnés, critiques ou possédés, racistes ou idéalistes, échevelés ou rationnels, l’appel du Divers? De Cendrars à Malraux, de Michaux à Artaud, de Gobineau à Céline, de Claudel à Michel Leiris? Un deuxième itinéraire se dessine ensuite, des périphéries vers le Centre. Des poètes, qui son nés ou ont vécu dans l’ailleurs, rêvent la source de leur imaginaire et, consciemment ou non, “font le voyage en sens inverse”, s’y évertuant. Jules Supervielle, et Saint-John Perse, et Georges Schéhadé. Dans un troisième temps, la trajectoire s’abolit; la projection en flèche s’infléchit. La parole du poète mène de la périphérie, reproduit la trace du nomadisme circulaire, oui; c’est-à-dire qu’elle constitue toute périphérie en centre, et plus encore, qu’elle abolit la notion même de centre et de périphérie, ce qui était en germe dans la pulsion poétique d’un Segalen, Kateb Yacine, Cheik Anta Diop, Léon Gontran Damas, tous ceux que je ne saurais nommer.’ Deze ombuigende ‘poétique de la Relation’ werkt helemaal anders dan ‘la pensée théoricienne’, zo schrijft Glissant, dat de wereld in metropolen en kolonies opdeelt. Daartegenover plaatst Glissant geen bastions, maar de onzekere paden van de poëzie: ‘Poétique latente, ouverte, multilingue d’intention, en prise avec tout le possible. La pensée théoricienne, qui vise le fondamental et l’assise, qu’elle apparente au vrai, se dérobe devant ces sentiers incertains.’ Hier valt nog veel meer over te zeggen, maar dat is voor een andere keer.